Het kerkelijk jaar is een indeling van de liturgische vieringen die in de loop van eeuwen is ontstaan. Het loopt niet gelijk op met het kalenderjaar, maar begint met de eerste Adventszondag (eind november, begin december) en eindigt op de laatste zondag voor Advent.
De structuur van het kerkelijk jaar wordt bepaald door de grote kerkelijke feesten: Kerst en Pasen. Aan deze beide feesten gaat een tijd van voorbereiding vooraf: bij Kerst is dat Advent, bij Pasen de Veertigdagentijd.
Na de feesten volgt een tijd van verwerking: de Epifanieëntijd bij Kerst en de Vijftigdagentijd bij Pasen. Pinksteren vormt de afsluiting van de Vijftigdagentijd. Daarna volgen de zomer- en herfsttijd. In de herfsttijd is de blik gericht op de laatste dingen. Het slot van het kerkelijk jaar, eind november, is gewijd aan het Koninkrijk Gods. We gedenken onze overledenen op de laatste zondag: zondag Voleinding.